1 november 1006: Marokko (68 kilometer; 760 hoogtemeters)
Het is 3.30 uur. De wekker van Norbert loopt af. Hij moet over een kwartier richting het vliegveld van Marrakech. Hij pakt zijn laatste spullen in. Ik loop met hem mee naar beneden. Bij de ingang van ons hotel nemen we afscheid. Ik ga weer terug naar bed.
8.15 uur. Ik ben net op. Er wordt op de deur geklopt. Norbert is terug. Hij heeft bij het verlaten van het vliegveld in Tanger -17 dagen geleden- geen inreisstempel gekregen in zijn paspoort. De douane heeft hem in Tanger gezegd dat het zo goed was en hij het land in kon. Nu blijkt dat de douane hem toen een stempel in zijn paspoort had moeten geven. Nu heeft hij een ticket van Marrakech naar Casablanca. En hij heeft een ticket van Casablanca naar Amsterdam. Maar volgens de douane heeft hij aan dat eerste ticket niets. Ze laten hem niet toe op het vliegveld. Hij moet per bus of trein eerst terug naar Tanger om alsnog zijn inreisstempel te halen.
We gaan eerst proberen of er in Marrakech geen immigratiedienst is waar hij zijn stempel kan halen. Vlakbij het toeristenbureau is een politiekantoor. Ze verwijzen hem door naar een ander kantoor in de nieuwe stad. Daar verwijzen ze Norbert door naar Tanger. Het lijkt erop dat iedereen hem door wil verwijzen. Zo gaat dit zo vaak in landen als Marokko. Als je niets doet kun je ook niets verkeerds doen. Dus als er iemand met een probleem is, moet je die vooral niet helpen. Doorverwijzen naar iemand anders is dan het beste. Zo maak je geen fout; je schuift het probleem door naar iemand anders.
We gaan naar het toeristenbureau om te kijken of ze daar een oplossing hebben. Het bureau blijkt elders in de stad te zijn. Ondertussen probeert Norbert de Nederlandse Ambassade te bellen. Het netwerk is overbelast of ze zijn in gesprek. Norbert zoekt bij een internetcafé nog even op het net of daar misschien een oplossing staat. Maar op internet kan hij geen oplossing vinden. Wel heeft hij een ander telefoonnummer gevonden van de ambassade. Als hij belt blijkt de consul niet aanwezig. Men weet er op dit moment niet wat je moet doen zonder inreisstempel. Over een uur kunnen we terug bellen. Bij het toeristenbureau kunnen ze niets anders verzinnen dan ons door te verwijzen naar de politie, waar we al geweest zijn. Daarna gaan we op weg naar het busstation. Norbert belt de ambassade nog een keer. Helaas de consul blijkt voorlopig niet aanwezig te zijn. Om 12.00 uur stapt Norbert op de bus naar Rabat. Hij wil eerst naar de Nederlandse ambassade, want hij vraagt zich af of hij in Tanger wel in de computer staat. Ik voel me -net als Norbert- machteloos. Ik wil hem wel helpen, maar ik kan niets doen. Het heeft geen zin om met hem terug naar het noorden te reizen. Norbert heeft inmiddels flink de balen van deze administratieve onzin. Hij wil naar huis. Daar ligt een hoop werk op hem te wachten en hoe langer dit duurt -en het lijkt erop dat dit wel enige dagen vertraging zal geven- hoe meer werk er zal liggen. Hij is overgeleverd aan de ambtenarij.
Ik fiets terug naar Place Djemaa el Fna om te lunchen. Daarna fiets ik over een heerlijk rustige weg de stad uit. Het valt me op dat er de eerste uren niemand me lastig valt met vragen om geld of cadeau’s. Het is heerlijk fietsweer. Een waterig zonnetje schijnt door een gesloten wolkendek. Voor me ligt de Hoge Atlas met besneeuwde bergen. De eerste 35 kilometer fiets ik met vals plat omhoog; ik stijg ik ongeveer 350 meter in hoogte. Na het plaatsje Tahanaoute volgen er een paar kleine klimmetjes richting Asni.
In Asni roept een jonge man me of ik wil overnachten in een Berberhuis. Het is nog lang niet donker en ik vraag me af of er verder nog wel hotels zijn. Ik ga met hem mee. Hij blijkt een tussenpersoon te zijn. Een andere man brengt me naar een eenvoudig huis met binnenplaats aan een weg van klei net boven het dorp. De kamer is zo goed als ongemeubileerd. Er is wel een tafel voor de tv. Op de vloer liggen kleden. Het ziet er netjes uit. De wc is bij de buren en een douche hebben ze niet. De prijs van 200 DH vind ik te hoog. Ze willen niets van de prijs af doen, want het blijkt inclusief thee, avondeten, nog een keer thee en ontbijt. Bovendien betaalt hij voor me de hammam, zodat ik kan douchen. Ik ga akkoord. Na vele reizen in islamitische landen ben ik nog nooit in een zo’n badhuis geweest. Dit is een goede gelegenheid.
De hammam heeft een grote kleedruimte, waar ik mijn spullen aan een haakje hang. Ik neem aan dat mijn paspoort e.d. hier veilig is. Ik wilde het niet achter laten in het hotel/berberhuis, want daar kon de deur niet op slot. Mijn onderbroek moet ik aanhouden, vertelt men me. In de volgende ruimte krijg ik 2 emmers. Ook vraagt men me of ik een massage wil. Daar heb ik niet zo’n behoefte aan. Eén deur verder is er een ruimte met een kraan met koud water. In de volgende ruimte is er een kraan met warm water. De vloer is hier verwarmd. Enkele mannen liggen languit op de grond. Anderen zijn zich aan het scheren en wassen terwijl ze op de warme vloer liggen. Sommige mannen worden door andere mannen gewassen, of misschien is dat ook wel de massage. Er is een heerlijk rustige sfeer. Ik schep afwisselend warm en koud water over me heen. Ik word er opgewezen dat ik in deze ruimte alleen warm water mag gebruiken. Dus loop ik naar de aangrenzende ruimte en gooi koud water over me heen. Daarna ga ik nog een keer terug om op de warme vloer te liggen en te genieten van het warme water. Na nog een afkoeling in het koude vertrek wandel ik terug naar het berberhuis.
Marcel belt me op. Hoe het gaat? Hij heeft inmiddels ook vernomen dat er problemen zijn met de terugreis van Norbert. Ook bel ik mijn ouders zodat ze weten dat alles goed gaat met me. Hoe het nu met Norbert verder gaat weet ik nog niet.
Samen met mijn gastheer eet ik een heerlijke tajine. Ook de tussenpersoon komt erbij zitten. Hij doet aan ruilhandel met de berbers in de dorpen verderop in de bergen. Hij wil me armbanden en dolken verkopen. Hij had zich de moeite kunnen besparen. De rommel die hij heeft zal ik nooit kopen. Verder is het een lekker rustige avond. Na de thee blijkt dat het toilet bij de buren gesloten is en dat ik maar ergens buiten moet gaan zitten. Ik verbaas me erover dat deze mensen -die best een redelijk huis bezitten- geen toilet hebben.
5 november 2006 (80 kilometer; 958 hoogtemeters)
Na een fraaie afdaling en een korte klim fiets ik tussen de palmbomen door Tafraoute binnen. Bij één van de terrasjes zie ik een Nederlandse fiets met bagage staan. Ik bestel er een jus d’orange en neem plaats op het terras. De Nederlandse fietser is in gesprek met een Duitse toerist. Hij heeft wat tips voor de Nederlander. De verhalen die hij vertelt ken ik al. Niet omdat ik ook op die plaatsen ben geweest, maar omdat precies hetzelfde verhaal in de Lonely Planet van Marokko staat. De fietser is net 2 dagen onderweg vanuit Agadir voor een vakantie van 3 weken. Hij wil de route fietsen die ik gisteren heb gereden. Ik vertel hem dat er maar weinig winkeltjes zijn en dat er maar één plaats met restaurants is. Het eerstvolgende grote dorp zal hij vandaag niet meer halen.
Na een bezoek aan de geldautomaat fiets ik tussen enorme rotspartijen en palmbomen Trafaoute uit. Het is erg rustig op de weg. 25 Kilometer na Tafraoute zie ik dat ik een kleine bergpas over moet. Bij een restaurant eet ik eerst een salade -het enige wat ze konden bereiden- voordat ik aan de klim begin. Halverwege de beklimming vraagt een groep vrouwen me of ik couscous kom eten. Het is zondagmiddag en ze zitten met een hele groep onder een boom. Ik heb net gegeten en sla de uitnodiging af. Ik klim naar een hoogte van ongeveer 1500 meter. Ik begrijp niet dat de bergpas niet op de kaart staat. Ook van de dorpen op de kaart klopt niets. De afstand tot aan Tiznit is groter dan ik gedacht had. 5 Kilometer voor het dorp Izerbi zie ik dat ik op de verkeerde weg zit. Het is gelukkig maar 20 kilometer verder dan de hoofdweg.
Ik heb 6000 kilometer afgelegd. In plaats van de afslag naar Ifrane te nemen -en vanavond wild te kamperen- fiets ik 3 kilometer verder naar de Col de Kerdous. Hier is een wat luxer hotel -4 sterren- met fraai uitzicht over de bergen. Voor 450 DH -ongeveer 40 euro- heb ik nu een luxe hotelkamer met Europees luxe badkamer. Hoewel het tegel- en kitwerk op de badkamer laat nog wel wat te wensen over. Het uitzicht over het zwembad en de bergen is prachtig. Ook de sfeer in deze kashba -een soort zandkasteel- is uitstekend. Inclusief avondeten en ontbijt is het natuurlijk spotgoedkoop. Ik zit nu met heerlijke Afrikaanse muziek in een prachtige zaal te schrijven. Er is niemand die me stoort. Ik denk dat ik de enige gast ben vanavond. Hoewel ik in de eetzaal nog 3 andere borden heb zie staan, heb ik nog geen andere gasten gezien.
Ik heb altijd gedacht dat buiten het hoofdseizoen reizen erg aangenaam zou zijn. Maar dat is me nogal tegen gevallen. In het voorjaar fietste ik door de Dolomieten, waar complete verlaten skidorpen waren. Toen ik ergens in een hotel overnachtte, zat ik samen met 2 andere gasten in een eetzaal waar 100 man in kon. Op deze reis waren in Noord Spanje alle campings in het binnenland gesloten. Aan de Portugese westkust waren er dorpen met allemaal gesloten vakantiehuizen. De campings waren gesloten, net als sommige hotels en restaurants. Het is aangenaam als het niet erg druk is, maar om als enige gast -zoals in Frankrijk enkele keren- op een camping te staan of zoals hier in een groot hotel te zijn is wel heel erg rustig.
9 november 2006 (110 kilometer; 127 hoogtemeter)
1.15 uur. Ik word wakker. Het druppelt op mijn slaapzak. Ik lig in mijn tent aan de kust van de Marokkaanse Sahara. Buiten regent het natuurlijk niet. Ik heb alleen de binnentent opgezet. Ik dacht het zal toch wel niet gaan regenen. Maar het koelt wel af en zo dicht aan zee is de lucht erg vochtig. Er ontstaat condens aan de binnenzijde van de tent, waardoor het nu in de tent begint te druppelen. Ik droog het tentdoek af en hang de buitentent over de binnentent. Ik val weer snel in slaap.
Ik ontbijt in het luxe restaurant bij de camping samen met een groep Franse toeristen. Ze treffen voorbereidingen om op zee te gaan vissen. Gisterenavond heb ik samen met ze in het restaurant gegeten. Het was erg gezellig. Als mijn tent na het ontbijt is opgedroogd pak ik mijn spullen in en ga op weg.
De eerste 10 kilometer gaan met 30 kilometer/uur. Net als de laatste dagen heb ik een flinke wind in de rug. De weg draait het binnenland in. Er komen steeds meer zandduinen in het zicht. Ik krijg de wind nu van opzij. Het gaat ook harder waaien. Ik hang tegen de wind in. De snelheid is nu nog maar 13 kilometer/uur. Zand waait van links naar rechts over de weg. Bij elke tegenligger word ik van top tot teen gezandstraald. Auto’s die me inhalen veroorzaken steeds een kleine wervelwind waardoor zand in mijn ogen, oren en neus -en na later blijkt linker broekzak- terecht komt. Ik rem even iets af want er waait/rolt een struik voor me over de weg.
Er komt een blauwe Duitse camper aan. Ze stoppen. Ik heb ze een paar dagen geleden gesproken langs de weg. Ze hebben de hele tijd aan mij gedacht. Ze vragen zich af hoe ik hier kan fietsen. En al helemaal vandaag met deze zandstorm. Ik krijg een fles water van ze en ze vertellen me dat er iets verderop een prachtige lagune is. En de grens met Mauretanië is nog meer als 1000 kilometer hebben ze gezien. Een kilometer verder neem ik de afslag naar de lagune. Uit het niets komt er een voetbal voorbij waaien. De lagune is best een fraaie plek en iets verderop loopt een groep flamingo’s. Maar door de zandstorm is het zicht niet meer dan een paar honderd meter. Ik fiets weer verder.
Op ongeveer 45 kilometer -inclusief de 6 kilometer naar de lagune- vanaf de camping in Akhfennir is een klein dorp. Er is een winkeltje. De vrouw in de winkel spreekt geen Frans. Ze heeft cola. Ze maakt me duidelijk dat de fles 7 dirham kost. Ik betaal met een biljet van 20 DH. Ze pakt het biljet en bekijkt het alsof ze voor het eerst geld ziet. Ze maakt een gebaar alsof ze er niets mee kan beginnen. Ik leg mijn laatste 5 losse dirham munten op de toonbank. Ook deze munten bekijkt ze alsof ze ze nog nooit gezien heeft. Zo komen we niet verder. Ik neem mijn geld terug en drink wat uit mijn eigen flessen.
Eenmaal op de fiets draait de weg terug naar zee. De snelheid loopt -nu ik weer wind mee heb- op naar 30 kilometer/uur. Ook zijn er bijna geen zandduinen meer, waardoor er bijna geen zand meer over de weg waait. Al snel ben ik -op 76 kilometer vanaf de camping- bij het enige restaurant wat ik vandaag onderweg tegenkom. Na het eten van een tajine en het drinken van een heerlijk koude cola fiets ik verder.
Ik ben vroeg in Tarfaya. Dat komt goed uit want mijn achterband is versleten. Nu heb ik alle tijd om mijn reserve band -op mijn hotelkamer- op de fiets te leggen. Mijn oude band was geen goede band. Na 8500 kilometer is hij al versleten en er is er 2 maal een steentje en 1 maal een stukje ijzerdraad door de band gegaan. De band was ook niet duur waardoor er geen antileklaag in zat. Als de nieuwe band erop ligt klopt de politie op mijn hotelkamerdeur. Alle gegevens die ik net al heb ingevuld -bij de hotelreceptie- mag ik ook nog een keer aan de agent vertellen. Gisteren had ik onderweg ook al een paar politiecontroles. Ik neem aan dat al die controles worden uitgevoerd omdat ik binnenkort het door Marokko bezette gebied van de Westelijke Sahara in rij.
Tarfaya komt als het donker wordt tot leven. Verkopers stallen hun spullen uit op straat. In een restaurant bestel ik eten. Ik moet over 2 uur terug komen, want dan is mijn tajine gaar. Het bevalt me de laatste week prima dat ik 2 maal per dag warm kan eten. Zo eet ik toch meer dan dat ik het droge brood hier met smeerkaas moet op eten. Ik ga naar mijn hotel om wat te schrijven en zal over 2 uur terug keren bij het restaurant.